Voorjaarsbijeenkomst 2019 van de Noordelijke Afdeling
19 March 2019
De Voorjaarsbijeenkomst van de Noordelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd door vijfendertig leden bijgewoond; helaas moest een enkeling op het laatste moment verstek laten gaan door ziekte of het onstuimige weer. Het programma bood een aantrekkelijk palet van poëzie, biografie, taalwetenschap en beeldende kunst. De bijeenkomst vond plaats op dinsdag 12 maart 2019 in de bovenzaal van sociëteit De Sleutel in Groningen. Tussen de inleidingen en presentaties door genoten de aanwezigen van een goed verzorgd en smakelijk buffet, opnieuw bereid door traiteur s’Amuse uit Groningen.
Voorzitter Anton Brand opende de bijeenkomst met enkele bestuurlijke aangelegenheden. Hij bedankte de kascommissie, Dieneke Hempenius-van Dijk en Henk Boels, en gaf het woord aan Henk Boels, die verklaarde dat de bescheiden van de penningmeester, Rob Pronk, in orde waren bevonden en dat Dieneke Hempenius-van Dijk en hijzelf ook volgend jaar bereid zijn als kascommissie te fungeren. De aanwezigen dechargeerden vervolgens de penningmeester bij acclamatie.
Daarna was het woord aan de secretaris van het bestuur, Maarten Praamstra, die schrijfster en dichteres Sabine van den Berg introduceerde en aansluitend sprak met schrijver Nick ter Wal. Sabine van den Berg verwierf bekendheid met de trilogie Zien Horen Zwijgen (2017) en debuteerde recent als dichteres met de bundel Nestvlinders, die op 25 januari jl. werd gepubliceerd. Uit de vragen van Maarten Praamstra en de antwoorden daarop van Sabine van den Berg bleek duidelijk hoe persoonlijk haar poëzie is – die overigens nog eens wordt geaccentueerd door de eigen tekeningen en schetsen die de dichteres in de bundel opnam. Ook las Sabine van den Berg enkele gedichten voor.
Nick ter Wal kreeg in 2017 het Hendrik de Vriesstipendium van de gemeente Groningen en gebruikte dat om De schrijfmachine te schrijven, een levensschets van de schrijver Ferdinand Langen (1918-2016), pseudoniem voor de uit Eenrum afkomstige Egbertus Pannekoek. Nick ter Wal correspondeerde met Langen en ontmoette hem diverse malen. Ook erfde hij diens schrijfmachine, een Smith Corona. Hij vertelde onderhoudend over Langens contacten in de letterkundige wereld gedurende vele decennia, zijn vondst van de reclameslogan Glaasje op… Laat u rijden, later een carnavalshit, en de vergeten roman Jacques en Jacqueline (1948), waarin beide personages zich pas op de allerlaatste bladzijde melden. Eigenlijk is het tijd voor een heruitgave, vond ook Nick ter Wal.
Na het voorgerecht introduceerde Erica van Boven, lid van het bestuur, Theo Witte, exvakdidactus Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bij een powerpoint-presentatie hield hij een inleiding over het literatuuronderwijs op middelbare scholen en aan de universiteit, getiteld Alles van waarde. Over de crisis in de Nederlandse taal en letteren. Theo Witte schilderde de ontwikkelingen op onderwijskundig gebied in de afgelopen decennia, van grote beleidsnota’s in de jaren tachtig tot voortgaande ontlezing en laaggeletterdheid in deze eeuw, en analyseerde hoe het mogelijk is dat er steeds minder gelezen wordt terwijl er meer auteurs zijn dan ooit en meer boeken worden gepubliceerd. Hij hield een warm pleidooi om trots te zijn op de eigen taal en cultuur, en zette zich af tegen de voortschrijdende verengelsing in het onderwijs. Misschien kan de Maatschappij aan een nieuwe canon bijdragen, sloot hij af. Uit de vele reacties na afloop van zijn inleiding bleek hoezeer Theo Witte een gevoelige snaar had geraakt: de aanwezigen onderkenden de relevantie van het probleem en deelden zijn zorg, en gaven daar nadrukkelijk uiting aan.
De volgende gastspreker was Jan Jaap Heij, oud-conservator van het succesvolle Drents Museum in Assen. Hij werd kort ingeleid door Anton Brand. In maart 2016 hield hij al eens een lezing over de kunstschilder Marinus Julius van Raalte (1873-1944) en diens postuum uitgebrachte roman Een jaar in het leven (2014). Ditmaal sprak hij over de van oorsprong Oostenrijkse kunstenaar Georg Sturm (1855-1923), die onder meer de wandschilderingen maakte in de Eregalerij en de Voorhal van het Rijksmuseum in Amsterdam en bijdroeg aan de kunstzinnige verfraaiing van de Statenzalen in de provinciehuizen van Drenthe en Overijssel en de grote hal van het Centraal Station in Amsterdam. De restauratie van het Rijksmuseum is inmiddels een feit, die van het Centraal Station wordt binnenkort afgerond. Jan Jaap Heij illustreerde zijn betoog met een fraaie powerpoint-presentatie en toonde het boek dat hij samen met Rob Delvigne over Sturm schreef, In de schaduw van Cuypers (2018).
Ter afsluiting van het inhoudelijke programma droeg Sabine van den Berg vier gedichten uit Nestvlinders voor.
Ook de volgende Voorjaarsbijeenkomst van de Noordelijke Afdeling zal waarschijnlijk in De Sleutel plaatsvinden. Vanzelfsprekend ontvangen de leden daarover tijdig bericht.
Verslag en foto’s: Anton Brand