RSS

Wat staat ons te doen:
geesteswetenschappelijk onderzoek geteld en gelezen

Jaarbijeenkomst en studiemiddag van de Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde

Tijd: 13 mei 2009, 13.45-17.00 uur

Plaats: Universiteitsbibliotheek Leiden,

Zaal Zuidhal, 2e verdieping

Programma:

13. 45 Thee-koffie

14.15 Opening en introductie van het thema (Jan Noordegraaf en Frans-Willem Korsten)

Iedere navolgende lezing duurt een half uur en kent een kwartier discussie. Op het eind is er tijd voor algemene discussie.

14.30 Henk Pröpper: Over de mate van internationalisering in het letterenveld en de financiële mogelijkheden en kaders

15.15 Marijke van der Wal: Over internationaal ingebed onderzoek naar zeventiende-eeuwse brieven: ontsluiting en weging van het materiaal

16.00 Janus Linmans: Over het meten van Nederlands geesteswetenschappelijk onderzoek in internationaal perspectief

17.00 Borrel

Iedereen is welkom

Toegang is gratis

Aanmelding z.s.m. (uiterlijk 7 mei) per mail 
commissietaalenletterkunde@gmail.com

Toelichting:

De afgelopen jaren is al vaak de noodklok geluid over twee samenhangende kwesties aangaande het Nederlandstalige geesteswetenschappelijk onderwijs en onderzoek in een internationaal veld. Wat het onderwijs betreft, is de vraag hoever we moeten gaan met het aanbieden van Engelstalig onderwijs, met name in de ma-fase. Wat het onderzoek betreft, is de vraag in hoeverre Nederlandse geesteswetenschappers zich internationaal, voornamelijk in het Engels moeten profileren. We concentreren ons deze studiemiddag op de tweede kwestie, en zijn niet van zins een noodklok te luiden. In het massaal, internationaal, dynamisch wetenschappelijk gedruis zal het luiden van een Nederlands noodklokje niet meer zijn dan een door weinigen gehoord kleppen. De vraag die voorligt is: Wat staat ons te doen indien we meer willen dan overleven?

Wat het onderzoek aangaat is een probleem dat de institutionele druk groot is om te publiceren in het Engels, in internationaal gerenommeerde tijdschriften met een A-status. Alleen zo, blijkbaar, kunnen de Nederlandse universiteiten en hun werknemers blijven meedoen op niveau, op een internationale markt. Dat ‘meedoen’ wordt steeds meer afgemeten aan het succes van onderzoek, en het afmeten gebeurt door middel van citatiemeting. Een vraag is derhalve: kunnen Nederlandstalige tijdschriften niet even goed zijn als de internationale? Toch, zelfs indien ze een A-status krijgen, blijft er een probleem van citatiemeting. Door de kleine markt zal een Nederlandstalige wetenschapper die in het Nederlands publiceert altijd lager scoren dan een internationaal publicerende wetenschapper. Ander probleem is nog weer dat in de huidige citatiemetingen vooral tijdschriften worden gebruikt, wat het gangbare medium is in de beta- en gammawetenschappen. In de geesteswetenschappen publiceert men in meerdere vakgebieden vaak door middel van boeken. Dwingt het tij ons dat te veranderen, en moeten we slagvaardig mee op de (elektronische) golven van de internationale tijdschriftenzee? Moeten we fundamenteler internationaal gaan denken en schrijven over ons onderzoek?

Om de kwestie en de daarmee verbonden problemen te verkennen organiseert de Commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een discussiemiddag met drie voorzetten. Een eerste voorzet wordt gedaan door Henk Pröpper, directeur van het NLPVF (Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds) die het zal hebben over de manier waarop Nederlandse literatuur en wetenschap zich internationaal moet (en kan) manifesteren om overeind te blijven. Een tweede voorzet wordt gedaan door dr. Janus Linmans, een medewerker bij het (internationaal gerenommeerde) Leidse instituut voor bibliometrie, het Centre for Science and Technology Studies. Een derde voorzet wordt gedaan door prof. dr. Marijke van der Wal, die onderzoek verricht in een internationaal verband aangaande typisch Nederlandse producten: 17e-eeuwse brieven in het Nederlands.